Richard Harrison was het soort man dat mensen zowel bewonderden als vreesden. Als selfmade miljonair in New York had hij zijn imperium opgebouwd door meedogenloze beslissingen en tomeloze ambitie. Zijn penthouse glansde van glas en staal, zijn garderobe schreeuwde succes en zijn agenda stond vol met vergaderingen die de markten vormgaven. Maar achter de rijkdom leefde Richard geïsoleerd en voedde hij zijn negenjarige dochter Emily op na een bittere scheiding.
In zijn huis was er één vaste aanwezigheid: Margaret Brown, Emily’s zwarte nanny. Op haar tweeënvijftigste was Margaret warm, zachtaardig en eindeloos geduldig met het meisje. Ze vlocht Emily’s haar, las haar verhaaltjes voor voor het slapengaan en veegde haar tranen weg als er nachtmerries kwamen. Richard betaalde haar goed, of dat geloofde hij tenminste, en beschouwde haar loyale hulp gewoon als onderdeel van zijn huishoudelijk personeel.
Maar de laatste tijd begon hij vreemde dingen op te merken. Margaret sloeg vaak maaltijden over in het landhuis en pakte eten in om ‘mee naar huis te nemen’. Haar schoenen waren dun versleten, haar jas was bij de ellebogen gepatcht en ze leek nooit geld aan zichzelf uit te geven. Richard, van nature sceptisch, nam aan dat ze haar inkomen verspilde of iets verborg.
Op een koude avond overmeesterde zijn argwaan hem. Nadat Margaret naar bed was gegaan, trok Richard een donkere jas aan, stapte in zijn auto en volgde haar door de straten van de stad. Hij verwachtte dat zijn twijfels bevestigd zouden worden – misschien gokte ze, misschien gaf ze geld aan de verkeerde mensen.
In plaats daarvan brak wat hij zag hem.
Margaret stopte niet bij een huis, maar bij een vervallen bakstenen gebouw met een vervaagd bord: Hope Community Center . Binnen renden tientallen kinderen naar haar toe, hun gezichten lichtten op terwijl ze « Mama Margaret! » riepen. Ze deelde sandwiches uit, verpakt in servetten, zakken rijst, tweedehands kleding en notitieboekjes. Ze knielde om de veters van een jongen te strikken, kuste het voorhoofd van een baby en omhelsde een trillende tiener.
Richard stond verstijfd in de deuropening. Het eten dat ze uit zijn huis meenam, was niet voor haarzelf. Het was voor deze kinderen.
Die avond voelde de miljonair voor het eerst in jaren de tranen in zijn ogen prikken. Hij had winst nagejaagd, terwijl een vrouw zonder geld alles gaf wat ze had.
De volgende ochtend kon Richard zich niet concentreren op zijn zakelijke telefoontjes. Cijfers vervaagden, deals leken betekenisloos. Het enige wat hij zag waren de gezichten van de kinderen in het buurthuis – en Margaret, die de last van honderd kleine levens op haar schouders droeg.