De volgende ochtend werd ik rusteloos wakker. Wat wilde Alexander? Waarom nu, na alles? Gedachten draaiden in mijn hoofd en mijn hart klopte sneller dan normaal. Thomas keek me warm aan en kuste me op het voorhoofd.
“Wat er ook gebeurt, je kunt het aan. Ik ben hier.
Ik knikte gewoon. Toen ik zeventien was, was ik al in het park, bij de vijver, op een plek die ik zo goed kende. De herfstbladeren draaiden rustig rond en de zon brak door de gouden takken. Alexander stond al te wachten, leunend tegen de bank. Toen hij me zag, richtte hij zich op.
“Bedankt voor het komen,” zei hij, mijn blik ontwijkend.
“Vertel me, waarom ben ik hier?”
Emma . “.. Ik heb een fout gemaakt. Ik weet dat het misschien te laat is, maar ik had je dit moeten vertellen. Iets. Ik was stom. Ik heb iets moois verpest. En waarvoor? Voor iets dat leeg en vals bleek te zijn…