Een oudere vrouw groef elke nacht de grond om: op een dag besloten de buren haar te volgen en kwamen ze achter de vreselijke waarheid
‘s Avonds was het stil in het dorp, alleen uit één tuin klonk een dof geluid: telkens weer werd er een schop in de grond gestoken.
“Hoor je?” vroeg een van de buren zachtjes.
“Ik hoor… dat ze weer aan het graven is,” antwoordde een ander.
‘s Nachts, als de ramen al donker waren en er alleen nog maar een paar honden in het donker blaften, was vanuit de tuin aan de rand van de tuin het doffe getik van een schop te horen.
De buurvrouw, een vrouw van ongeveer zestig met een zachte, vermoeide glimlach, ging elke avond naar de tuin en begon de grond om te spitten.
Het maanlicht accentueerde haar silhouet tussen de bloemperken en het oude hekwerk, en de grond onder haar voeten veranderde geleidelijk in oneffen gaten.
In eerste instantie wisselden de mensen alleen blikken uit en bespraken ze dit op een bankje bij de winkel. Ze hadden er heel verschillende ideeën over.
— Misschien is ze aardappelen aan het verplanten? — zei een van hen.
— In november? ‘s Nachts? Er klopt hier iets niet.
— Ik zeg je, ze verbergt iets.
— Maar wat? — bleven de buren erover discussiëren.
Op een dag won hun nieuwsgierigheid het van hen en besloten twee buren hen te volgen.
Ze verscholen zich achter een oude schuur en keken urenlang toe hoe de oude vrouw, zwaar ademend, met een schop in de dichte grond groef. Soms knielde ze neer, alsof ze naar iets onder de grond luisterde.