Jarenlang was het stil geweest in het landhuis van Harrington, met alleen het zachte gezoem van machines en de eenzame echo van voetstappen in de marmeren gangen. Na de plotselinge dood van zijn vrouw bleef Daniel Harrington, een van de machtigste zakenmannen van de stad, achter met twee pasgeborenen en leed hij een zo intens verdriet dat het alles overschaduwde, zelfs de vreugde van het vaderschap.
Maar de stilte eindigde toen de tweeling zes maanden oud werd.
Ze huilden de hele nacht, elke nacht. Daniel huurde de beste nanny’s op de markt in: vrouwen met uitstekende cv’s, diploma’s en referenties. Maar de een na de ander nam ontslag, onder dezelfde reden:
« U blijft maar huilen, meneer Harrington. Ik kan er niet tegen. »
Daniel zat om drie uur ‘s nachts in zijn donkere kantoor, met loshangende stropdas en bloeddoorlopen ogen, luisterend naar de huilende tweeling via de babyfoon. Uitputting en schuldgevoel kwelden hem. Hij kan een miljoenenbedrijf runnen, maar zijn eigen kinderen niet troosten.
Tijdens de vierde week van slapeloze nachten kwam de conciërge van zijn huis, mevrouw Lillian, voorzichtig naar hem toe. « Meneer, ik ken iemand die kan helpen. Ze is niet… conventioneel, maar ze heeft al wonderen verricht. »
Daniel keek nauwelijks op. « Op dit moment maakt het me niet uit of ze onconventioneel is. Neem haar gewoon mee. »
De volgende avond arriveerde er een jonge vrouw. Ze heette Amara en ze zag er totaal anders uit dan de anderen. Haar cv was niet perfect. Ze was eenvoudig gekleed en had geen aktetas bij zich. Maar haar blik was sereen en toen ze sprak, klonk haar stem warmer dan Daniel in maanden had gehoord.
« Ik begrijp dat uw kinderen niet kunnen slapen, » zei ze zachtjes.