De ziekenhuissuite leek meer op een vijfsterrenhotel dan op een plek van genezing. Marmeren vloeren glansden. De gordijnen waren dichtgetrokken tegen de middagzon. Apparaten piepten zachtjes op de achtergrond, hun ritme was de enige herinnering dat er in de kostbare stilte een man aan het wegglippen was.
Victor Blackwell had een naam opgebouwd die in alle sectoren gewicht in de schaal legde. Hij was een miljardair, een man wiens handdruk fortuinen kon maken of breken, wiens kracht en vastberadenheid ooit onwrikbaar leken. Maar nu vertelde zijn lichaam een ander verhaal. Zijn huid was bleek, zijn haar viel in plukken uit, zijn stem was gereduceerd tot weinig meer dan gefluister.
Twintig artsen cirkelden als onweerswolken rond, fluisterend, bladerend door dossiers, nieuwe rondes onderzoek aanvragend. Ze waren de besten in hun vakgebied – oncologen, neurologen, toxicologen, allemaal bijeengekomen omdat geld hen had geroepen. Toch verraadden hun gezichten de waarheid. Ze hadden geen antwoorden.
Victors zoon liep heen en weer over de marmeren vloer, frustratie galmde door in elke stap. « Jullie zijn de beste specialisten die er te koop zijn. En jullie kunnen me nog steeds niet vertellen wat er met mijn vader aan de hand is? »
De hoofdarts sprak eindelijk, zijn stem zwaar van verslagenheid. « We hebben alles getest. Niets verklaart zijn achteruitgang. Hij gaat achteruit, en we weten niet waarom. »
De onzichtbare vrouw