De oude boerderij was stil, te stil. Barnaby, een sjofele terriër met een hart vol loyaliteit, slenterde door de lege kamers, zijn nagels tikten zachtjes op de houten vloer. Hij jankte, een laag, treurig geluid, zijn staart hing slap. Zijn favoriete mens, Sarah, had hem niet wakker gemaakt met een vrolijk « Goedemorgen, Barnaby! » en de geur van koffie dreef niet uit de keuken.