Tegen het einde van de middag kwam een vijftiger, met een door de zon en de buitenlucht diep gebruinde huid, de lobby van het meest luxueuze hotel in de stad binnen.
Hij droeg een versleten bruine jas met wat vuile plekken en oude sandalen.
Zelfs van buitenaf was duidelijk te zien dat hij een boer was die net uit zijn geboorteplaats was gekomen.
Hij liep naar de receptie en zei oprecht: « Goedemorgen, ik wil graag een kamer voor één nacht huren. »
De jonge receptioniste met de opvallende lippenstift keek hem van top tot teen aan en fronste.
Volgens haar was dit vijfsterrenhotel alleen toegankelijk voor succesvolle en elegante mensen, en niet voor boeren in vuile kleren.
Ze schraapte haar keel en zei koud: ‘Oom, het hotel waar ik werk is te duur; het is niet geschikt voor u. U kunt beter ergens een goedkoop motel zoeken.’
De boer bleef geduldig en glimlachte vriendelijk. « Ik weet het, maar ik wil hier huren.
Ik heb gewoon een kamer nodig, ongeacht welke klasse ik volg.”
De receptioniste verloor steeds meer geduld: “Luister, mijn hotel is voor zakenmensen en luxe reizigers.
Zorg alstublieft voor alternatieve accommodatie, zodat we u niet hoeven lastig te vallen.”
Ook enkele gasten keken hem met medelijden en minachting aan.
Iedereen dacht dat deze boer « een reputatie voor zichzelf wilde opbouwen » en wist niet waar hij stond, maar toch durfde hij een luxehotel binnen te gaan.
Hij zweeg even en zei niets meer.