Toen mijn broer Harold stierf, dacht ik dat het verdriet het zwaarst zou zijn.
Maar ik had het mis. De echte klap kwam later, toen ik een brief ontdekte die verborgen lag in zijn oude schuur, met daarin een waarheid die niemand ooit had durven onthullen.
« Weet je nog dat we dit huis bouwden? », vroeg Harold ooit, terwijl hij uit het raam staarde, zijn stem gedempt door pijnstillers.
« Hoe kon ik dat nou vergeten? Je hebt je duim zo erg gebroken dat je zelfs de koeien hebt weggejaagd. »
Hij lachte zwakjes. « Ik zei dat ik het dak zou afmaken, zelfs als ik mijn hele arm zou verliezen. »
Zijn hand – dezelfde die ooit hooibalen optilde en tractorkappen dichtsloeg – kon nu nauwelijks een servetje optillen. Ik zat stilletjes naast hem, met wat er nog over was van de man die ooit de sterkste man was geweest die ik kende.
« En weet je nog hoe Sarah ons uitschold omdat we dit hadden gebouwd in plaats van haar trouwboog te schilderen? »
Ze zei dat ze met een man was getrouwd en een ander met een hark had geadopteerd.