Oefening 3
Neem het kind mee naar het raam en laat het voorwerp, dat in de verte staat (een huis of een boom), aan de baby zien. Om hem te boeien, zoek je iets ongewoons in het voorwerp (een vreemde boomtak, een vogel op een tak, enz.) en vestig je zijn aandacht erop. Laat hem er een paar seconden naar kijken en luister naar je commentaar.
Oefening 4
1. Vraag uw baby om rechtop te staan en zijn armen naar beneden te doen.
2. Ga voor het kind staan en laat uw duim zien. Plaats deze op een afstand van 25–30 cm van de ogen van de baby.
3. Vraag hoe deze vinger heet.
4. Wanneer de baby antwoordt, laat je hem je wijsvinger zien en vraag je hoe die heet.
5. Laat het kind de rest van de vingers zien en blijf vragen naar hun namen.
6. Vraag uw baby nu om zijn arm op te tillen en te strekken, zijn vingers tot een vuist te ballen en zijn duim uit te strekken.
7. Laat hem vervolgens de overige vingers één voor één uitstrekken en, terwijl hij ernaar kijkt, de namen ervan uitspreken.
Het belangrijkste zintuig is het gezichtsvermogen. Het geeft een mens 90% van de informatie over de wereld om hem heen.
Oefening 5