« Ga zitten, Theo! » riep een stewardess, haar stem gespannen van spanning. Maar de zeventienjarige bewoog niet. Zijn ogen waren gericht op de vrouw in de eerste klas, haar ademhaling oppervlakkig, haar hand stevig op haar borst geklemd.
De Montagues waren in stijl aan boord gegaan. Damien Montague, een invloedrijke zakenbankier van eind vijftig, en zijn elegante en zeven maanden zwangere vrouw Lydia waren gewend aan luxe. Nu telde alleen nog overleven. Lydia’s lippen werden blauw en elke ademhaling was een strijd.
« Iemand moet haar helpen! » riep Damien. « Er moet een dokter op deze vlucht zijn! »
De stewardessen haastten zich met de EHBO-doos, terwijl paniek zich door de cabine verspreidde. Lydia’s hartslag haperde. Haar ademhaling werd sneller en oppervlakkiger.
In het economiegedeelte balde Theo Carter zijn vuisten. Hij was geen arts. Hij droeg een versleten hoodie en een spijkerbroek, op weg naar Manchester voor een sollicitatiegesprek voor een studiebeurs. Toch had hij dit al eerder gezien. Zijn grootmoeder had een soortgelijke crisis doorgemaakt. Fluisterend in zichzelf herkende hij het gevaar. Een longembolie. Een bloedstolsel. Dodelijk als het niet behandeld wordt.
Hij stond op, zijn stem vastberaden. « Ze heeft onmiddellijk zuurstof nodig. Doe haar benen omhoog. Als er aspirine in de kit zit, moet ze die nemen. »
Damiens ogen vernauwden zich. « Wie ben jij? Je bent nog maar een jongen! »