Stilte.
Hij klopte opnieuw.
Hij hoorde langzame, schuifelende voetstappen.
De deur ging een paar centimeter open.
“Meneer Arriaga?” zei Julia verrast, haar stem trilde.
« Sorry dat ik onverwachts langskwam, » antwoordde hij. « Ik wilde gewoon even met je praten. »
Ze leek zich ongemakkelijk te voelen, alsof zijn aanwezigheid een vergissing was.
Maar uiteindelijk nodigde ze hem toch uit.
Het interieur was sober: oude meubels, gebarsten muren en een tafel bedekt met versleten tafelkleden.
En toch was alles schoon, netjes en verzorgd.
Emiliano voelde zich niet op zijn plaats, alsof hij iets heiligs binnendrong.
Toen hoorde hij een zacht gekuch van achter het huis.
De stem van een kind.
“Mam, wie is daar?”
Emiliano verstijfde.
« Mama. »
Julia verbleekte.
Een meisje van ongeveer zeven jaar oud kwam uit een kamer.
Donker haar, lichte huid, dezelfde ogen die Emiliano elke ochtend in de spiegel zag.
Identiek.
Er hing een dikke stilte in de lucht.
« Ze is… » Julia sloeg haar ogen neer. « Ze heet Lucía. »
Emiliano voelde de grond onder zijn voeten verschuiven.
Zijn hart bonsde in zijn borst.
Hij had geen bewijs nodig. Hij wist het.
Dat meisje was zijn dochter.
« Waarom heb je het me niet verteld? » wist hij uit te brengen, met gebroken stem.
Julia haalde diep adem en hield haar tranen tegen.
« Omdat ik niets van je wilde. Geen geld, geen achternaam, geen medeleven.
Acht jaar geleden, voordat jullie trouwden, hadden we die nacht. De volgende dag kon je je er niets meer van herinneren.
Dat deed ik. En tegen de tijd dat ik erachter kwam dat ik zwanger was, was het te laat voor uitleg.
Ik wilde haar gewoon in vrede opvoeden.”
Emiliano was sprakeloos.
Hij herinnerde zich vaag die avond, na een feest, toen hij nog een ander mens was: arrogant, leeg, verloren in zijn eigen rijkdom.
De stilte werd ondraaglijk.
Lucía liep nieuwsgierig naar hem toe.
“Ben jij een vriendin van mama?”
Hij knikte en kon geen woord uitbrengen.
Julia knielde naast het meisje en omhelsde haar.
“Ga naar je kamer, lieverd.”
Toen de deur dichtging, viel Julia neer op een stoel.
« Ik ben helemaal niet gekomen om je iets te vragen, Emiliano. Maar ik kan me niet langer verstoppen. Ik ben ziek. »
Hij kreeg een brok in zijn keel.