‘Ze hadden geen recht om hem mee te nemen,’ zei ik koud. ‘Hij is mijn neef.’
“Je hebt gelijk. Dat is hij,” zei Tomás zonder tegenspraak. “Maar hij is ook de zoon van Marcos. En Lucía heeft ons laten beloven. We hebben gezworen op het graf van Marcos dat we hem zouden opvoeden als hem iets zou overkomen.”
‘Ik was bang,’ voegde Roberto er zachtjes aan toe. ‘Bang voor de bevalling. Voor zijn hart. Hij heeft de afgelopen zes jaar doorgebracht… Drie jaar later weet ik nu dat die zes motorrijders mijn neefje niet hebben meegenomen, maar hem hebben gered, en en passant hebben ze mij ook gered.’