De daaropvolgende 30 minuten waren een wervelwind van emoties, acties en onthullingen die elk rationeel begrip van wat er de afgelopen 15 jaar in de wijk Santa María was gebeurd, te boven gingen.
Inspecteur Herrera vroeg onmiddellijk via de radio om versterking van de politie, terwijl zijn collega’s de leiding namen over de bewaking van Rogelio, die in totale paniek was geraakt.
María Teresa begon wanhopig op de deur van de afgesloten kamer te bonzen, riep Ana’s naam en beloofde haar onmiddellijk daar weg te halen.
« Ana, mijn meisje, ik kom voor je. Ik ben hier, dochter, » herhaalde María Teresa, terwijl de tranen haar verhinderden helder te zien.
Vijftien jaar van pijn, hoop en wanhopig zoeken kwamen samen in de momenten van absolute zekerheid dat haar dochter leefde en slechts een paar meter van haar verwijderd was.
Vanuit de kamer kwamen aarzelende reacties die Ana’s identiteit bevestigden, maar ook lieten zien in wat voor een verwoestende staat ze verkeerde.
« Mam, ik kan er niet uit. De deur zit op slot. Ik ben erg zwak. » Ana’s stem was veranderd in de vijftien jaar gevangenschap.
Het klonk heeser, meer gebroken, met de trage cadans van iemand die de gewoonte van normale gesprekken was kwijtgeraakt.
Maar María Teresa herkende haar meteen.
De politie arriveerde in minder dan 10 minuten. De verantwoordelijke officier, commandant Luis Vega, nam onmiddellijk de controle over de situatie over. Hij arresteerde Rogelio, beveiligde de plaats delict en zorgde ervoor dat de kamer waar Ana gevangen zat, voorzichtig werd geopend.
Toen ze eindelijk de deur wisten te openen, troffen ze het tafereel aan dat tegelijkertijd het gelukkigste en meest verwoestende moment in Maria Teresa’s leven was.
Ze leefde nog, maar de omstandigheden waaronder ze overleefde, onthulden een systematische wreedheid die al meer dan 5.000 dagen duurde.
De kamer was een geïmproviseerde cel van ongeveer 3 bij 4 meter met een klein bed, een draagbaar chemisch toilet en een volledig afgesloten raam.
De muren vertoonden markeringen die Ana in de loop der jaren had aangebracht om de tijd bij te houden, rijen georganiseerd in groepen van vijf, één voor elke dag van haar gevangenschap. De getallen bereikten ongeveer 5400 markeringen, een visueel bewijs van de eindeloze tijd die ze had geleefd in afwachting van dit moment. Ana was uitgemergeld, maar bij bewustzijn. Haar haar, dat eerst zwart en overvloedig was geweest, was nu grijs en dun.
Ze was flink in gewicht afgenomen en haar huid zag er bleek uit, alsof ze jarenlang niet in de zon was geweest.
Maar toen ze María Teresa zag, vulden haar ogen zich met tranen en strekte ze haar armen uit met hetzelfde zelfvertrouwen als toen ze een kind was. « Mam, ik wist dat je me zou vinden. »