Ik ben nu een ander leven aan het opbouwen. Een leven waarin ik word opgemerkt, gewaardeerd, en waarin de mensen om me heen zich nergens druk om maken. Vorige maand hebben Marcus en ik een huis gekocht. Niets bijzonders – gewoon een plek met een grote keuken en een tuin waar onze kinderen ooit zullen kunnen spelen.
Die eerste avond aten we afhaalmaaltijden op de grond, omdat onze meubels er nog niet waren. Marcus keek rond naar de lege muren, de galmende kamers, en glimlachte.
« Het voelt als een nieuw begin, » zei hij.
« Ja, » antwoordde ik. « In alle opzichten. »
We praatten over de toekomst – over kinderen, over de rommel van kunst op de keukentafel, over huiswerk dat ‘s avonds laat gemaakt wordt. Ik dacht na over het soort moeder dat ik wil zijn, een ouder die het stille kind opmerkt, echte vragen stelt en naar de antwoorden luistert.
Als onze kinderen zich ooit onzichtbaar voelen, zal ik ze herkennen. Ik zal op zoek gaan naar het kind dat altijd « prima » is en vragen: « Prima, maar hoe gaat het echt met je? » Ik zal me herinneren hoe het was om degene te zijn die niets nodig had omdat niemand iets bood.