In die tijd stopte ze ook met bemesten. Deze lichte stress gaf de plant het signaal dat er een ‘droog seizoen’ aanbrak, net als in de tropen.
Na ongeveer vier tot zes weken schakelde ze de plant over naar wat ze de ‘bloeimodus’ noemde. Ze gaf de plant weer regelmatig water, zette de pot op een plek met helder, gefilterd licht en begon hem om de twee weken te bemesten met een meststof met een hoger fosforgehalte. Binnen een maand of twee kwamen er nieuwe bloemaren tevoorschijn.
De combinatie van rust gevolgd door voeding en licht was de sleutel. In plaats van de lepelplant te behandelen alsof ze eindeloos zou moeten bloeien, respecteerde ze de cycli ervan, en de plant reageerde met betrouwbare bloeiperioden.
De juiste omstandigheden voor succes creëren
Natuurlijk werkt het geheim alleen als de basisomstandigheden van de plant goed zijn. Lepelplanten houden van warme temperaturen, idealiter tussen de 18 en 27 graden Celsius.
Koude tocht of plotselinge temperatuurschommelingen kunnen hun groei belemmeren. Ze hebben ook behoefte aan vochtigheid, dus in drogere huizen helpt het om de bladeren te besproeien, een schaal met kiezelstenen te gebruiken of een luchtbevochtiger in de buurt te zetten.
De grond moet rijk en goed drainerend zijn. Een mengsel van veenmos, perliet en schorschips werkt goed omdat het vocht vasthoudt zonder zwaar en compact te worden.
Door de plant eens in de paar jaar te verpotten voorkom je dat de wortels te dicht op elkaar groeien, wat ook de bloei kan belemmeren.
Licht is een andere cruciale factor. Hoewel lepelplanten weinig licht verdragen, zullen ze daar niet bloeien. Zet ze in helder maar indirect zonlicht.
Als u alleen maar donkere kamers hebt, kunt u dit aanvullen door elke dag een paar uur een kweeklamp aan te zetten, vooral in de winter wanneer het natuurlijke licht zwakker is.