Het was Louis – Elena’s echtgenoot. Hij viel op de grond, bedekte zijn gezicht, zijn lichaam trilde van emotie. Zijn kreten waren rauw, diep, gevuld met meer dan alleen verdriet. Mevrouw Helen draaide zich verward en met bonzend hart naar hem om.
“Louis,” fluisterde ze, “weet jij waarom ze huilde?”
Louis hief langzaam zijn hoofd op. Zijn gezicht was doorweekt – niet alleen van de regen, maar ook van verdriet. Zijn stem was zwak en brak onder het gewicht van de waarheid.
« Ik was het. Ik was de reden dat ze haar niet kon loslaten. »
De menigte werd stil.
Louis vervolgde, elk woord als een mes door de lucht. « Ze ontdekte dat ik iemand anders had. Ik vertelde haar dat het voorbij was. Ik zweer dat het niets betekende. Maar die nacht… huilde ze stilletjes. Ze zei geen woord. Ze hield alleen haar buik vast en snikte. Toen begon de pijn… »
Hij zweeg en snakte naar adem toen hij zijn verhaal deed.
« Ik bracht haar naar het ziekenhuis. Maar het was te laat. Ik was degene die het deed. Ik was degene die haar pijn bezorgde. Ik was degene die haar gebroken heeft. »
Er heerste stilte in de binnenplaats, die alleen werd verbroken door het geluid van de aanhoudende regen en het pijnlijke snikken van Louis.
Een roep om vergeving