De stilte die volgde was zwaar, maar het was de eerste keer dat Daniel mij echt boven hen verkoos. Later belde hij me, zijn stem was vastberadener dan ik ooit had gehoord.
« Mary, ze zijn weg. Ik heb ze gezegd hun spullen te pakken. Het kan me niet schelen of ze me haten, ik wil je niet kwijtraken. »
Het was het bewijs dat ik nodig had. Niet omdat ik wraak wilde, maar omdat ik moest zien dat Daniel eindelijk de moed had om te verdedigen wat ertoe deed.
Toen ik een paar weken later terugkwam, voelde het appartement anders. Het was schoner, stiller – en, belangrijker nog, een weerspiegeling van Daniels inspanning alleen. Hij had het avondeten klaargemaakt – iets te gaar gebakken kip, met aangebrande randen – maar de serieuze blik in zijn ogen deed alle resterende twijfel in mijn hart verdwijnen.