Kapitein Johnson glimlachte naar zijn zoon voordat hij de verbijsterde klas toekeek. « Sorry dat ik stoor, » zei hij beleefd. « Ik kwam alleen even Maliks lunch afgeven – hij heeft die in mijn auto laten liggen toen ik vanuit het Pentagon kwam. »
Je kon een speld horen vallen.
Toen hij binnenstapte, volgde de vage geur van stijfsel en eau de cologne hem, die de gebruikelijke klaslokaalgeur van lijmstiften en krijt verdrong. Zijn uniform glansde. Elke badge ving het licht.
Mevrouw Hardings glimlach trilde. « O! Ik wist niet dat je daar echt… werkte, » zei ze ongemakkelijk.
Kapitein Johnson knikte. « Ja, mevrouw. Ik werk bij het Bureau van de adjunct-secretaris van Defensie voor Publieke Zaken. Ik heb even een korte pauze genomen voordat ik terugging. » Zijn toon was vriendelijk, maar zijn houding getuigde van een stille autoriteit.
Tylers grijns verdween. De ogen van de studenten werden groter toen ze het uitzicht in zich opnamen – de medailles, de strakke vouwen, het naamplaatje.
Maliks schouders, normaal gesproken gebogen, rechtten zich. « Bedankt, pap, » zei hij zachtjes, terwijl hij de bruine papieren zak aannam.
« Vergeet deze keer je appel niet, soldaat, » plaagde zijn vader zachtjes.
De klas lachte – deze keer echt.