Daniel—mijn verloofde, mijn anker-stapte naar voren. Zijn gezicht was niet gevuld met schok of verraad, maar met woede. Hij sloeg zijn arm om mijn schouders en trok me dicht. Zijn stem klonk, sterk en standvastig.
“Je hebt de verkeerde persoon vernederd, Moeder. Je ziet zwakte, maar ik zie kracht. En vandaag kies ik haar-met heel mijn hart, voor mijn hele leven.”
Een mompel van verrassing trok door de gasten. Mijn tranen, eens van vernedering, brandden nu met iets anders: opluchting, dankbaarheid, liefde. Op dat ene moment haalde Daniels onwrikbare steun me uit de diepte van wanhoop.
De priester aarzelde voordat hij verder ging, maar Daniels vaste houding gaf de ceremonie een nieuwe impuls. Toen hem werd gevraagd of hij mij als zijn vrouw zou nemen, aarzelde Daniel niet. “Bevestigend. Duizend keer, ja.”
Toen ik aan de beurt was, brak mijn stem, maar de woorden waren duidelijk. “Dat doe ik. Tranen stroomden over mijn gezicht, maar ze waren niet langer van schaamte. Het waren tranen van kracht, van liefde die op de zwaarste manieren op de proef was gesteld.
Toen Daniel de ring om mijn vinger legde, veranderde de atmosfeer. Gasten die even eerder in stilte waren verbijsterd, barsten nu uit in applaus. Sommigen stonden, klapten en juichten. Anderen veegden hun ogen. Wat begon als vernedering veranderde in iets onvergetelijks—een verklaring dat liefde de schijn, ziekte of iemands wrede pogingen om het te vernietigen overstijgt.