De woorden waren als messen. Ik deinsde achteruit en klemde de tas vast alsof hij zou bijten. « Nee. Gregory houdt van Oliver. Hij houdt van mij. Hij kon het niet. »
Leonard keek op en in zijn ogen zag ik geen verlichting, alleen de verpletterende last van de stilte die te lang aanhield. « Ik had eerder moeten spreken. Maar ik hield mijn mond. En die stilte maakte me medeplichtig. Nu is de keuze aan jou. Jij moet beslissen wat je gaat doen. »
De kamer kantelde om me heen. Ik dacht aan Olivers stralende lach, aan Gregory’s vaste handen die afgelopen zomer het hek repareerden, aan de tientallen tanden die in de tas tegen elkaar rinkelden als een gefluister van de doden. De wereld waarin ik had geloofd, barstte uit elkaar, net zo fragiel als de tegel die ik boven had verbrijzeld.
Op dat moment, terwijl mijn schoonvader mij met een spookachtige blik aankeek, besefte ik dat niets in mijn leven ooit nog normaal zou zijn.