Het was half twee ‘s nachts toen Kylie Dawson op de klok boven de neonatale intensive care keek. Ze was al meer dan achttien uur wakker. Boven hen zoemden tl-lampen zachtjes en het ritmische gepiep van monitoren vulde de steriele lucht. Uitgeput maar alert paste Kylie de zuurstofslang van de te vroeg geboren baby aan en dwong zichzelf om door te gaan.
Ze had bijna twaalf jaar als verpleegkundige op de neonatale intensive care gewerkt. Ze had wonderen en hartzeer meegemaakt. Maar ze was niet voorbereid op het telefoontje dat die nacht via de intercom kwam.
« De ambulance is gearriveerd – een tweeling, 30 weken, moeder in nood, » kondigde de hoofdverpleegkundige aan.
Kylie pakte meteen handschoenen en maakte de couveuses klaar. Even later vloog de deur van de verloskamer open. Artsen en verpleegkundigen stormden naar binnen met een nauwelijks bewuste vrouw – de 29-jarige Megan Riley, die beviel van een tweeling. Haar man, Daniel, volgde haar, bleek en angstig.
De bevalling verliep chaotisch. Megan bloedde hevig en haar bloeddruk daalde snel. De gynaecoloog schreeuwde instructies terwijl verpleegkundigen wanhopig probeerden haar en de baby’s te redden.
Een paar minuten later werden twee meisjes geboren – allebei teer, maar één was merkbaar zwakker.
De eerste baby, Lily, huilde zwakjes maar onophoudelijk. Haar kleine borst ging op en neer in het licht van de couveuse. De tweede, Grace, was alarmerend stil. Haar hartslag was zwak en haar huid had een donkerblauwe tint.
Kylie werkte snel mee met het neonatale team, diende zuurstof toe en masseerde de rug en borst van de baby. Maar Grace reageerde niet. De arts controleerde haar vitale functies opnieuw en schudde toen zachtjes haar hoofd.
« Het spijt me, » fluisterde hij. « We zijn haar kwijt. »