De aanval was persoonlijk. Iemand wilde Alexander dood.
Die nacht, terwijl hij uitkeek over de stad, besefte Alexander de waarheid: zonder Liam zou hij niet leven.
De volgende ochtend hield hij een persconferentie. « Gisteren heeft een jonge jongen mijn leven gered. Hij heet Liam. Hij is twaalf. En hij is dakloos. » Hij pauzeerde even en liet de druk even bezinken. « Terwijl de beveiliging faalde, sprak hij zich uit. En we negeerden hem – omdat hij niets had. Toch zag hij de waarheid duidelijker dan wie dan ook. »
De koppen veranderden opnieuw: “Magnaat eert dakloos kind als held.”
Toen Alexander in Liams verleden dook, ontdekte hij dat zijn moeder aan een overdosis was overleden, zijn vader in de gevangenis zat en dat hij door het pleegsysteem was geglipt. Zo’n dapper kind verdiende beter.
Binnen enkele weken regelde Alexander een veilig thuis, financierde hij Liams opleiding en toonde hij persoonlijke interesse in zijn toekomst. « Je zult nooit meer onzichtbaar zijn, » beloofde hij.
De moordaanslag werd nooit opgelost, maar Alexander verdubbelde zijn beveiliging. Belangrijker nog, zijn kijk op rijkdom veranderde voorgoed. Het was niet zijn fortuin dat hem redde, maar een jongen die de maatschappij over het hoofd had gezien.
Jaren later stond Liam trots bij zijn diploma-uitreiking. Op de eerste rij klapte Alexander luider dan wie dan ook, denkend aan de dag dat een arm kind hem leerde dat moed vaak uit de meest onverwachte hoeken komt.