« Het is voor de kast van je grootouders in de schuur. Ik heb er een paar dingen in verstopt. Ik kan het niet meer veilig bewaren… »
« Pap… » mompelde ze, terwijl ze zijn hand vastgreep. « Je hebt me genoeg gegeven. Maar… wil je nog steeds in dat huis wonen? »
Robert glimlachte vermoeid. « Huis? Bedoel je die plek vol geschreeuw? Of deze kraam, vol warmte? Ik eet liever elke ochtend jouw kleefrijst. Als je me wilt, doe ik zelfs de afwas. »
Anna omhelsde hem stevig.
Weken later, toen Marks schulden het huishouden verwoestten, kwam Samantha wanhopig naar Anna toe rennen en smeekte om hulp. Anna gaf haar een envelop voor de ziekenhuisaanbetaling – niet uit plichtsbesef, maar om haar eigen hart te luchten.
En die avond, terwijl Robert in het kleine hokje de afwas deed, keek hij naar Anna en zei zachtjes:
“Het blijkt dat zelfs een schone vuilniszak een heel leven kan dragen.”
Anna glimlachte en knoopte een nieuwe zak dicht. Deze keer was het echt gewoon afval. Ze droeg hem naar de prullenbak, haar hart vastberaden, haar toekomst helder. Achter haar steeg de warme geur van kleefrijst weer op, vol hoop.