Toen ik de nieuwe vrouw aannam, was iedereen in de familie het erover eens dat ik geluk had gehad.
Ze was jong, stralend, bekwaam en zeer toegewijd.
Het huis was altijd brandschoon, het eten was heerlijk. Vaak, als er familieleden op bezoek kwamen, grapten ze dat ze « geluk had met zo’n goede en eervolle huishoudster. »
Jarenlang beschouwde ik haar als een deel van mijn familie. Mijn zoon hield ook van haar en zei vaak: « Mam, je hebt een echte schat gevonden. »
En toen was de grote dag aangebroken: de bruiloft van mijn zoon.
Het hele huis was in rep en roer, de woonkamer zat vol gasten, de muziek stond hard en overal waren felicitaties te horen.
Ik voelde mij perfect en overspoeld met geluk. Toen, plotseling, net toen het bruidspaar op het punt stond de ceremonie te beginnen, rende de bruidsmeisje het podium op, knielde voor mijn zoon en sprak met trillende stem een zin uit waar iedereen sprakeloos van werd:
“Hij… is mijn zoon!”
Het gemompel groeit als de donder.
Ik voelde hoe mijn benen het begaven en mijn hart bonkte in mijn borst.
De gasten waren sprakeloos.
Mijn zoon was doodsbang toen de bruid van schrik op de grond viel.
De serveerster vervolgde met tranen in haar ogen:
Jaren geleden had ik een zoon in een moeilijke situatie. Ik had geen manier om hem op te voeden en liet hem achter in een weeshuis. Ik dacht dat ik hem voor altijd kwijt was… Ik had nooit gedacht dat je hem zou adopteren en dat ik uiteindelijk als dienstmeisje zou gaan werken in het huis waar mijn eigen zoon opgroeide.
Ik werd bleek; elk woord was als een mes dat mijn hart doorboorde.
De hele kamer barstte in rep en roer van het gefluister en commentaar.