Vandaag zou ik voor mezelf leven.
En ik zou iets doen waardoor ieders haar overeind zou staan.
Ik werd de volgende dag vroeg wakker, eerder dan ik in jaren had gedaan.
De stad buiten het raam van mijn gastenverblijf begon te roeren-verkopers zetten kraampjes op, motorfietsen mopperen tot leven, de rivier vangt stukjes gouden zon. Ik nam een kopje oploskoffie en opende het notitieboekje dat ik de avond ervoor had gekocht. De eerste pagina was leeg. Zo voelde mijn leven nu.
Die avond, nadat de laatste klant was vertrokken, zat ik onder de papieren lantaarns die over de patio waren gehangen en keek naar de rivier die de sterren weerkaatste. Ik dacht aan alle jaren dat ik mezelf in hoeken had gevouwen om in het leven van iemand anders te passen.
Maar nu niet meer.
Ze zeggen dat wraak het beste koud geserveerd kan worden.
Maar de mijne?
De mijne werd warm geserveerd-in porseleinen bekers, met honing en jasmijn—en het liet ieders haar op zijn kop staan.
En het beste deel?
Het smaakte zoet.