Mijn vrouw keek me recht in de ogen en zei: “Ik wil het huis, de auto’s, het bedrijf – alles.” Ze huilde niet. Ze bood geen excuses aan. Ze was veeleisend, alsof ze iets van een menukaart bestelde, alsof veertien jaar huwelijk, twee kinderen en alles wat ik met mijn eigen handen had opgebouwd, gewoon een transactie was die ze wilde afronden.
Mijn advocaat greep zo hard bij mijn arm dat ik dacht dat hij me zou kneuzen. Hugh Pembrook was al dertig jaar familierechtadvocaat. Hij had vreselijke scheidingen meegemaakt. Hij had echtgenoten elkaar zien proberen te vernietigen. Maar toen ik hem vertelde wat ik van plan was, werd hij bleek.
‘Donnie, doe dit niet,’ zei hij. ‘We kunnen vechten. We zouden moeten vechten. Ze verdient nog niet eens de helft van wat ze vraagt.’
Ik keek hem aan. Toen keek ik naar Nora, die tegenover me aan de vergadertafel zat met haar advocaat, met die zelfvoldane glimlach op haar gezicht – hetzelfde gezicht dat ik ‘s avonds een kus had gegeven, dezelfde vrouw die ik had vastgehouden toen haar moeder stierf, dezelfde persoon die voor God en onze families had gezworen er voor me te zijn, wat er ook gebeurde.
‘Geef haar alles,’ zei ik.
Hugh liet zijn pen vallen. “Pardon?”
“Je hebt me goed gehoord. Huis, auto’s, bedrijf. Geef haar alles wat ze wil.”
Nora’s glimlach verscheen even. Ze had het niet verwacht. Haar advocaat boog zich voorover en fluisterde iets in haar oor, waarop ze langzaam knikte, als een kat die net een muis in het nauw had gedreven.
Ze dacht dat ze me gebroken had. Ze dacht dat ik opgaf. Iedereen dacht dat.
Die avond belde mijn moeder me met tranen in haar ogen. Karen Sutler had na de dood van mijn vader twee jongens alleen opgevoed. Ze werkte dubbele diensten als verpleegster. Ze had alles opgeofferd zodat Boyd en ik een toekomst zouden hebben. En nu zag ze hoe haar jongste zoon zijn hele leven wijdde aan een vrouw die geen cent verdiende.
‘Donovan, alsjeblieft,’ smeekte ze. ‘Je vader heeft dit bedrijf helemaal zelf opgebouwd. Hij heeft zijn hart en ziel in Sutler and Sons gestoken. Je kunt dat niet zomaar opgeven. Dat kan gewoon niet.’
“Mam, je moet me vertrouwen.”