Camila rende naar het fornuis. Maar in haar haast struikelde ze een beetje en morste wat saus op de vloer. Ricardo greep haar arm met brute kracht vast.
« Je bent een waardeloos klein kreng! » schreeuwde hij in haar gezicht voordat hij haar tegen de muur duwde.
Camila’s rug stootte hard tegen de tegels. Ze voelde een pijnscheut, maar haar enige zorg was het beschermen van haar baby.
« Alsjeblieft, Ricardo, ik ben zwanger, » smeekte ze met haar handen op haar buik.
—Precies. Je zou beter voor me moeten zorgen nu je moeder wordt. Wat voor vrouw ben jij?
De volgende dag werd Camila wakker met een enorme blauwe plek op haar rug. Ricardo was al naar haar werk vertrokken en had alleen een briefje achtergelaten: « Draag een shirt met lange mouwen. Ik wil niet dat mensen praten. »
Terug in het heden had Camila de vlek op haar gezicht bedekt en keek ze naar zichzelf in het kleine handspiegeltje. De vrouw die naar haar terugkeek was een vreemde: bleek, met donkere kringen onder haar ogen, angst in elke uitdrukking.
Leonardo bewoog in haar armen en opende zijn kleine, donkere ogen. Even zag Camila de onschuld die ze zo lang geleden verloren had.
« Je moet sterk worden, mijn jongen, » fluisterde ze. « Sterker dan mama. »
Het geluid van sleutels in de voordeur deed haar schrikken. Ricardo was eerder dan verwacht thuisgekomen van zijn werk. Camila haastte zich om haar make-up op te ruimen en liep naar de keuken, met de baby in haar armen.
« Waarom heb je niets te eten klaargemaakt? » was het eerste wat Ricardo zei toen hij binnenkwam, zonder ook maar te vragen hoe het met zijn pasgeboren zoontje ging.
—De baby is niet bij me weggegaan, Ricardo. Hij is de hele dag onrustig geweest.
—Je hebt altijd excuses. Mijn moeder heeft vijf kinderen grootgebracht en verwaarloosde nooit haar taken.
Ricardo liep naar de koelkast en scheurde hem open. Camila kende dit ritueel maar al te goed. Toen ze geen kant-en-klaarmaaltijden kon vinden, verslechterde haar humeur snel.
« En toen, » vervolgde Ricardo, terwijl hij de koelkastdeur dichtsloeg, « vroeg mijn baas waarom mijn vrouw er zo slecht uitzag in het ziekenhuis. Hij zei dat jij er zo slecht uitzag. »
Camila’s hart bonsde in haar keel.
—Wat heb je hem verteld?