Ik keek er meedogenloos naar. Deze man had mijn vertrouwen geschonden, ons geluk gestolen. Nu moest ik de gevolgen van zijn roekeloze verraad dragen.
—Degene die jouw berouw verdient is onze dochter, niet ik.
Ik sprak zachtjes en liep toen weg.
Vanaf dat moment hield het me op me te bekommeren. Ik wijdde al mijn liefde aan mijn dochter, die weer rustig en zonder angst leefde. Hij bleef leven, maar zijn bestaan werd hol, verteerd door late spijt.
De vraag: « Weet je welke ziekte ze heeft? » markeerde de ontmaskering van de waarheid. Het bezegelde ook het einde van een huwelijk dat ooit sterk werd geacht. Ik begreep toen dat wraak niet nodig was voor verraad, omdat het lot zelf de wreedste straffen uitdeelt aan ontrouwe mensen.