Meerdere keren zei ze: « Mam, waarom is papa zo lang weg voor werk? » en de tranen rolden over mijn wangen.
Toen hij terugkwam, had hij een brede glimlach op zijn gezicht, een verbrande huid en armen vol cadeautjes. Hij veinsde zelfs genegenheid: « Ik heb je vreselijk gemist, zó vreselijk. » Ik zei niets, mijn hart verhardde. Toen hij eenmaal zat, keek ik hem recht in de ogen en vroeg:
—Weet je welke ziekte ze heeft?
Die vraag sneed als een mes. Hij verstijfde onmiddellijk, zijn gelaat was vermoeid.
—Wat… wat zeg je?
Ik perste mijn lippen stijf op elkaar. Ik kende het geheim dat hij nooit had kunnen bedenken: mijn beste vriendin vocht tegen een gevaarlijke besmettelijke ziekte. Ik had het per ongeluk ontdekt via een kennis in het ziekenhuis. Ze had herhaaldelijk behandelingen ondergaan en alles verborgen gehouden. Toch joeg ze roekeloos relaties na, en mijn man – die dwaze man – viel gewillig in haar armen.
« Ik vraag het je nog één keer. Wist je dat? » Mijn stem klonk ijzig.