Haar ogen werden voller terwijl haar benen slapper werden. Al die jaren had ze gedacht dat ze slechts een wees was, opgevoed door haar kwetsbare grootmoeder die haar ternauwernood in leven had gehouden met pap en restjes. Nu ging achter haar leven een tragedie schuil die niemand ooit had gekend.
De pandjesbaas haalde een oud dossier uit zijn la.
Binnenin lag een vervaagde poster van een vermist kind en een foto van een identieke hanger. Op de hanger waren haar naam en geboortedatum duidelijk gegraveerd.
« Mijn liefste, je echte ouders hebben meer dan twintig jaar naar je gezocht. Ze zijn nooit gestopt, » zei hij zachtjes, terwijl hij een zachte hand op haar schouder legde.
Ze barstte in tranen uit. Beelden van haar harteloze echtgenoot en minachtende schoonmoeder brandden in haar geheugen. Ze hadden haar als niets behandeld, in de veronderstelling dat ze geen wortels had, niets waard was.
Maar het lot was veranderd. Ze was niet langer slechts een arme wees – ze was de lang verloren erfgenaam van een machtige familie.
De man vervolgde zachtjes:
« Je ouders runnen nog steeds de grootste pandjeshuisketen hier. Als je het ermee eens bent, breng ik je er meteen naartoe. »