Alleen ter illustratie.
De enige die mij het gevoel gaf dat ik geen fout was, was opa Walter.
Hij zette me op zijn schoot en vertelde me verhalen: over vissen als kind, over oma en schoolfeesten.
Hij leerde me tuinieren, gescheurde spijkerbroeken repareren en een vislijn uitwerpen. Als anderen me op familiefeestjes uitdaagden, was hij er altijd om me te stoppen.
« Kom niet aan mijn meisje, » gromde hij dan, voordat hij me in de keuken een donut of cupcake toestopte, als een geheim pact.
Toen, vlak nadat ik 18 werd, veranderde alles.
Mijn ouders kwamen om bij een auto-ongeluk toen ze terugkwamen van een weekendtrip. Het regende. Een vrachtwagen reed door rood.
Alleen ter illustratie.
Weg. Onmiddellijk.
Op de begrafenis bloeiden zwarte paraplu’s als verwelkte bloemen. Ik stond tussen Liam en Josh in. Geen van beiden hield mijn hand vast. Ik huilde niet.
Dat maakte me ‘koud’. Niemand zag hoe ik mijn vuisten balde en hoe mijn nagels bloed in mijn handpalmen trokken.
Tante Deborah en oom Frank werden onze voogden. Binnen een paar dagen woonde ik in hun huis – en was ik weer onzichtbaar.
Ze deden geen enkele moeite om hun minachting te verbergen. Ik kookte, maakte schoon, boende en vouwde.
Ik was Assepoester zonder glazen muiltje. Mijn neven en nichten kwamen vaak langs, met steeds weer nieuwe beledigingen.