Een perceel van 115 vierkante meter in het stadscentrum, twee jaar geleden op mijn naam geregistreerd.
Een spaarrekening ter waarde van ruim 3,2 miljoen Mexicaanse pesos, met mijn naam als begunstigde.
Een handgeschreven brief van de heer Velasco, waarin hij zijn advocaat vraagt de brief veilig te bewaren: “Mijn schoonzoon klaagt veel, maar hij heeft mij al 20 jaar gesteund en heeft nooit honger geleden.
Mijn dochter is lui en hij draagt alle lasten. Ik heb lang geleefd; ik weet wie goed is en wie niet. Hij heeft mijn betaling niet nodig, maar ik kan niet sterven zonder hem iets na te laten.
Ik verstijfde en er sprongen tranen in mijn ogen, hoewel ik niet begreep waarom.
Het bleek dat hij helemaal niet arm was. Het land was een voorouderlijk landgoed dat hij volledig geheim hield en waar hij nooit over sprak.
De spaarrekening bestond uit geld dat hij in de loop van zijn leven had verzameld door middel van pensioenen en overheidsuitkeringen, met samengestelde rente, en waarvan hij nog nooit een peso had gebruikt.
Hij besloot het aan mij over te laten, mij die hij ooit als een « parasiet » beschouwde en van wie hij zich het liefst afzonderde.
Die avond zat ik alleen voor zijn altaar en stak een wierookstokje aan. Kijkend naar zijn glimlachende foto, fluisterde ik:
« Ik had het mis, vader… »
“Je hebt je hele leven in stilte geleefd en niemand is je ooit iets verschuldigd, zelfs niet degenen die je ooit als een last beschouwden.”