De eerste 24 uur waren kritiek. Alvin was zo klein en zwak dat elk moment voelde als een fragiele draad tussen leven en dood. We maakten zijn wonden schoon, dienden antibiotica toe en hielden zijn toestand nauwlettend in de gaten. Om hem in leven te houden, gaven we hem elke twee uur flesvoeding, een taak die tijd en toewijding vergde, maar elke seconde waard was. Terwijl we wachtten op de resultaten van bloedonderzoek om te controleren op infecties of andere complicaties, konden we alleen maar hopen dat zijn kleine lichaam sterk genoeg was om te vechten.

Op de tweede dag was Alvins herstel begonnen, zij het langzaam. De bijtwonden vertoonden tekenen van genezing en hij reageerde op de zorg die we hem boden. Flesvoeding werd een routine, maar het was geen gemakkelijke opgave; zijn kwetsbare toestand vereiste constante waakzaamheid. Hij was zo jong en kwetsbaar, maar zijn vastberadenheid om vast te houden gaf ons hoop.
