
Ik hielp een alleenstaande vader in een winkel en zag de armband die ik met mijn dochter om de pols van zijn dochter had begraven.
Hij keek op en ik zag opluchting in zijn ogen. Het was alsof hij was verdronken en ik had hem zojuist een reddingslijn toegeworpen.
‘Dank je,’ zei hij, terwijl hij een hand door zijn verwarde haar haalde. Zijn stem droeg een diepe uitputting. « We zijn met z’n tweetjes, en sommige ochtenden zijn moeilijker. Vooral nadat haar moeder ons vorig jaar heeft verlaten. »
Er was iets in zijn toon – een rauw verdriet dat me overrompelde.
Ik hurkte neer tot het niveau van het kleine meisje, in de hoop haar te kalmeren.
Haar ogen waren gezwollen van de tranen, haar wangen bloosden van de driftbui. Ik pakte een doos ontbijtgranen en gaf die voorzichtig aan haar, in de hoop dat het haar zou afleiden.
Ze stopte meteen met huilen. Haar kleine vingertjes omklemden de doos als een schat, en haar snikken verzachtten tot stil gesnuif.
Om haar pols een delicate zilveren armband met een klein kruisje eraan bungelend.