« Mag ik uw rijbewijs en kentekenbewijs zien? » vroeg ik streng, terwijl ik dichter naar het raam leunde.
Toen zag ik iets ongewoons onder haar voeten. Er lag
vocht op de vloer van de auto… maar het was niet zomaar gemorst water. Ik wist meteen: de weeën waren begonnen.
– Mevrouw, zijn uw vliezen net gebroken?
– “Alsjeblieft… help me… ik ben alleen… er is hier niemand…” schreeuwde ze.
Zonder aarzelen waarschuwde ik de telefoniste en liet hen weten dat ik een zwangere vrouw naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis begeleidde. We brachten haar over naar de politieauto en reden snel maar voorzichtig. Haar gehuil werd luider naarmate de weeën heviger werden.
Ik hield haar hand vast en moedigde haar aan, maar ik kon zelf nauwelijks mijn kalmte bewaren.
We kwamen net op tijd aan in het ziekenhuis. Het personeel stond al buiten, gewaarschuwd door mijn telefoontje. Ze werd meteen naar de kraamafdeling gebracht.
Een paar uur later kwam ik terug – nog steeds geschokt door wat er gebeurd was. De vroedvrouw kwam de gang op en glimlachte, terwijl ze zei:
Gefeliciteerd, het is een meisje. Sterk en gezond. De moeder is ook veilig.
Momenten als deze herinneren me eraan waarom ik dit werk zo waardeer. De wet is belangrijk. Maar mededogen is belangrijker.