Het was bijna middernacht bij de 7-Eleven aan Route 9.
Ik zat in de truck te wachten tot mijn kinderen in slaap vielen, toen ik een oude man binnen zag komen.
Hij liep moeizaam, alsof elke beweging hem geld kostte.
Hij pakte een flesje water en liep naar de toonbank.
Vanaf mijn plek zag ik zijn opwinding: hij doorzocht nerveus zijn zakken.
> — Ik ben mijn portemonnee thuis vergeten, zei hij met trillende stem. Ik heb dit water nodig voor mijn medicijnen.
De kassier, een tiener, haalde haar schouders op.
> — Sorry meneer. Geen contant geld, geen aankoop. Winkelregels.
De schouders van de oude man zakten in elkaar.
Ik herkende die blik – de blik van verslagenheid.
Zonder na te denken liep ik naar binnen en legde **mijn drie dollar** op de toonbank.
> — Ik betaal voor hem, zei ik eenvoudig.
Haar ogen vulden zich met tranen.
> — Dank je wel, mijn zoon. Je hebt net meer gedaan dan je had verwacht.
Ik glimlachte naar hem.
> — We hebben allemaal af en toe een beetje hulp nodig.
Hij legde een trillende hand op mijn schouder voordat hij de nacht in verdween.
Ik liep terug naar het busje, mijn zakken leeg, en zei tegen mezelf dat vriendelijkheid geen beloning behoeft.