Maar zo’n vier maanden geleden veranderde er iets.
Het begon allemaal met kleine opmerkingen.
‘Wil je niet iets meer, Clara?’ vroeg hij op een avond terwijl ik aan de keukentafel essays aan het nakijken was.
‘Meer dan wat?’ vroeg ik, terwijl ik mijn pen boven de alinea van de student over de Koude Oorlog hield.
“Dit. Steeds hetzelfde salaris. Dezelfde routine. We zouden een beter leven kunnen hebben als we andere mogelijkheden zouden overwegen.”
Ik probeerde er een grap van te maken. “Ik ben tevreden met mijn leven.”
“Ja, maar misschien vind je het wel leuker.”
Vervolgens begon hij kritiek te leveren op het huis, onze spaarcenten en mijn terughoudendheid om extra certificeringen te behalen die mijn salaris met een paar honderd dollar per jaar zouden kunnen verhogen.
Ik probeerde met hem te praten.
“Waar gaat dit nu eigenlijk over? Gaat het om geld, of zit er iets anders dwars?”
Hij zou het negeren.
“Ik heb gewoon stress van mijn werk. Maak er geen drama van.”
Ik wilde hem graag geloven. Een tijdje heb ik dat ook gedaan.
Toen kwam de ruzie op woensdagavond.
Ik was vergeten zijn stomerij op te halen. Dat is alles. Eén tas met overhemden.
Toen we de tweede portie overgebleven pasta kregen, liep het volledig uit de hand.
‘Je bent zo onverantwoordelijk,’ zei hij, terwijl hij bij de gootsteen stond en de borden iets te zwaar opstapelde. ‘Je neemt ons leven niet serieus.’
“Het is de stomerij, Ethan. Ik haal het morgenochtend op.”
“Het gaat niet om de shirts. Het gaat om alles. Je legt jezelf geen druk op. Je legt ons geen druk op. Je bent gewoon blij.”
Hij sprak het woord uit alsof het vies smaakte.