Drie minuten later, toen ik op de parkeerplaats van het tankstation parkeerde, pleegde ik mijn eerste telefoontjes: naar mijn advocaat, naar de beheerder van het pand en vervolgens naar de sociale diensten.
Alles was legaal. Alles stond op mijn naam.
Precies om 15:00 uur trilde mijn telefoon.
“Claire, wat heb je gedaan? Er is geen stroom. Er is geen water!” riep Jennifer.
‘Ik zie geen enkele reden waarom ik kosten zou moeten betalen voor onbevoegden die in mijn huis zijn,’ antwoordde ik kalm.
Het was stil.
“We zijn hier met vijftien man!”
“Kevin zei dat ik moest vertrekken. Ik heb het hem alleen maar makkelijker gemaakt.”
Vervolgens heb ik officieel aangifte gedaan van illegale bewoning. Ze hadden tot 18:00 uur de tijd om het pand te verlaten.
Om 17:30 uur keerde ik onopvallend terug. Ik zag auto’s inladen, boze gezichten en angstig gefluister. Precies om 18:00 uur arriveerde de sheriff.
Iedereen vertrok.
Ik kwam thuis… en besefte dat het nog niet voorbij was.
De woonkamer was een puinhoop. Het tapijt zat onder de wijnvlekken. Overal op het terras lagen sigarettenpeuken verspreid. Maar boven kreeg ik een knoop in mijn maag.
Mijn kamer werd doorzocht.
En het sieradendoosje van mijn grootmoeder was leeg.
Haar parelketting – het enige wat ik nog van haar had – was verdwenen.