De man draaide zich om met een nonchalante glimlach. « Ja, agent? »
De hand van het meisje zakte. Haar uitdrukking veranderde – haar lippen op elkaar geklemd, haar ogen onzeker.
“Gaat het goed met je dochter?” vroeg Daniel.
« Tuurlijk, » zei de man luchtig. « Ik haal even boodschappen. »
Daniel kwam dichterbij. « Hoe heet ze? »
‘Emma,’ antwoordde de man na een korte pauze.
Maar het meisje schudde haar hoofd.
Daniel hurkte neer. « Hoe heet je, lieverd? »
Het meisje keek aarzelend naar de man op. Daniel zag hoe ze zijn hand vastpakte – en de lichte terugdeinzing die daarop volgde.
‘Laat los, meneer,’ zei Daniel, terwijl hij weer opstond, zijn stem vastberaden.
De glimlach van de man vervaagde. « Je maakt dit… »
« Nu. »
Het winkelend publiek draaide zich om. Het meisje schreeuwde plotseling – woorden die duidelijk maakten dat ze hulp nodig had.
De man rende weg. Daniels stem klonk luider toen hij om versterking riep en hem door de gangpaden achtervolgde. Vitrines vielen om, mensen gingen opzij en de lucht vulde zich met lawaai.
De verdachte drong via een achteruitgang naar een hek. Daniel riep hem toe te stoppen, maar de man klom eroverheen en verdween in een steegje.