Slechts drie dagen later riep mijn zoon Alejandro me naar de woonkamer. Hij zat stijfjes en ernstig, met Clara naast zich, haar armen over elkaar. Haar gezicht vertoonde een zelfvoldane glimlach, alsof ze de uitkomst van de strijd al wist.
De woorden van mijn zoon troffen mij als stenen.
« Vanaf nu, mam, hoef je Clara geen geld meer te geven. Maar je hebt ook niets meer te zeggen in de keuken. Geen commentaar, geen meningen. Je eet gewoon wat er geserveerd wordt. En nog één ding: houd je pensioen niet vast. Waar wil je het voor gebruiken? Geef het maar aan Clara om het te beheren. Zij weet wel hoe ze het moet gebruiken. »
Mijn borstkas kromp ineen. Mijn hart leek te stoppen.
Dit was dezelfde jongen die ik met opoffering had opgevoed, hetzelfde kind wiens schoolgeld ik met de eeltplekken op mijn handen had betaald. Nu keek hij me niet met liefde aan, maar met gezag – alsof ik een last was, geen moeder.
Ik keek naar Clara, die tevreden en triomfantelijk glimlachte. Mijn tranen begonnen te stromen.
De voorzorgsmaatregelen waar ze niets van wisten
Maar ze kenden de volledige waarheid niet.
Maanden eerder, toen ik voor het eerst voelde dat mijn gezondheid achteruitging, had ik in stilte voorzorgsmaatregelen genomen. Ik verzamelde al mijn spaargeld – meer dan 300.000 peso die ik jarenlang in een oude kledingkast had verstopt – en gaf het aan mijn jongste dochter, die in Guanajuato woont.
« Dochter, » zei ik tegen haar, « als me iets overkomt, is dit geld voor mijn begrafenis. En ik wil dat jij het huis krijgt. Jij bent de enige die me bezoekt, me medicijnen brengt en me een geliefd gevoel geeft. Beloof me dat je dit zult beschermen. »
Ik ben ook naar een notaris geweest en heb een testament opgesteld. Het huis, mijn bescheiden schat, zou van haar zijn. Ik wilde geen ruzie meer na mijn overlijden.