Een politieagent van een klein jongetje, niet ouder dan drie jaar, loopt langs de kant van de snelweg in vuile, gescheurde kleren.
Het alternatief was op straat, alsof hij al dagen op straat was. Zijn kleine handjes en gezicht waren bekrast, en zijn stappen waren traag en wankel. Auto’s reden één voor één langs hem heen, maar niemand stopte. Hij was helemaal alleen.
Toen hij het toepaste, was zijn eerste gedachte dat het kind dakloos moest zijn. Plotseling stopte hij de politieauto, stapte uit en liep voorzichtig naar het gezicht.
« Wie ben jij? Waar zijn je ouders? » vroeg hij zachtjes, terwijl hij op zijn hurken ging zitten.
Je kunt opstaan, zijn ogen vol angst en risico, maar dat is niet van toepassing. Even later barstte hij plotseling in tranen uit. De agent overmeesterde hem zachtjes en leidde hem terug naar de politieauto.