Wordt vervolgd op de volgende pagina
Een medewerker van de dierenbescherming vertelde me dat iemand eerder die dag een auto had gezien die hem had opgehaald en hem zonder halsband of microchip op de parkeerplaats had achtergelaten. Toen ze hem probeerden mee te nemen, raakte de hond in paniek, groef zijn poten in de grond en staarde me aan.
Ik had nooit van plan een hond te adopteren, maar daar zo kwetsbaar en vol vertrouwen naast hem staan, kon ik niet zomaar weglopen. Ik vroeg de medewerker: « Wat gebeurt er als niemand hem opneemt? » Zijn antwoord raakte me diep: « Als hij niet binnen 72 uur wordt geadopteerd, wordt hij geëuthanaseerd. »
Ik kon de gedachte niet verdragen. Zonder na te denken vroeg ik: « Mag ik hem mee naar huis nemen? » De medewerker leek verbaasd, maar knikte.
Dus, met een kwijlende hond van 32 kilo op de passagiersstoel, noemde ik hem Rufus. Het leek de perfecte naam: sterk, betrouwbaar, net als hij.
Thuis bleek Rufus de makkelijkste kamergenoot die ik ooit had gehad. Natuurlijk at hij een heel brood van het aanrecht en stootte hij een lamp om terwijl hij achter zijn staart aan zat, maar er hing een warmte om hem heen die alles vergevensgezind was. Elke dag begroette hij me met een kwispelende staart, en ‘s nachts krulde hij zich naast me op, met zijn kop op mijn schoot, om me eraan te herinneren dat ik nooit alleen was.
Op een avond, terwijl ik door de buurt liep, verstijfde Rufus plotseling. Hij begon de lucht te besnuffelen, zijn oren gespitst. Voordat ik kon reageren, rende hij een zijstraat in. « Rufus! » riep ik.
Toen ik hem inhaalde, begreep ik waarom hij rende. Een jongetje, niet ouder dan zes, zat tegen de muur, zijn gezicht betraand. Rufus stond al naast hem en troostte hem woordeloos. De jongen strekte zijn hand uit, klopte op zijn hoofd en fluisterde: « Het komt goed. »
Wordt vervolgd op de volgende pagina
De jongen was verdwaald, gescheiden van zijn moeder. Rufus bleef bij hem tot we haar een paar straten verderop vonden. De opluchting die ze voelde toen ze haar zoon zag, was onbetaalbaar, en Rufus kwispelde met zijn staart, duidelijk trots op zijn goede daad.
Een paar weken later stuitte ik tot mijn verbazing op een bericht op sociale media van een plaatselijk asiel. Ze waren op zoek naar Max, een vermiste golden retriever die sprekend op Rufus leek. Op de foto speelde hij met een bal in de tuin, met zijn onmiskenbare, gekke glimlach.
Ik kreeg een knoop in mijn maag. Zou Rufus Max kunnen zijn? En zo ja, was er dan iemand naar hem op zoek? Diep van binnen wilde ik de post negeren en mijn hond, die inmiddels een lid van mijn gezin was geworden, houden. Maar diep van binnen wist ik dat als Max van iemand anders was, ik hem niet kon houden.