De federale autoriteiten raakten erbij betrokken. Het pand dat Emily had getekend, werd bij zonsopgang doorzocht. Achter de gesloten deuren ontdekten agenten bewijs van een mensenhandelnetwerk dat zich over meerdere staten uitstrekte. Foto’s, vervalste documenten, verborgen kamers. En in een achterkast werd nog een kind gevonden – een jongen van vijf – doodsbang maar levend.
Michael Anders, wiens echte naam later Robert Lang werd genoemd, had jarenlang banden met een netwerk dat werd onderzocht. Zijn arrestatie veroorzaakte een schokgolf in de rechtshandhavingskringen.
Voor Daniel was het zowel een rechtvaardiging als een kwelling. Hij was toevallig in de situatie terechtgekomen, maar zijn waakzaamheid had een leven gered – en mogelijk meer. Sheriff Harlan richtte zich persoonlijk tot hem en zei: « De meeste mensen zouden weggekeken hebben. Jij niet. »
Emily’s woorden bleven in zijn geheugen gegrift. Ze was niet zomaar een nummer. Ze was een kind dat de moed had gevonden om op de enige manier die ze kende om hulp te seinen.
Weken later bezocht Daniel Emily in haar pleeggezin. Ze rende in zijn armen en glimlachte verlegen. Ze was nu veilig, maar haar reis naar genezing was nog maar net begonnen.
En voor Daniel was de herinnering aan dat etentje – de klap, de gefluisterde woorden, het moment waarop de waarheid naar boven kwam – een herinnering dat soms de zachtste stemmen de zwaarste waarheden met zich meedragen.