« Ik klopte omdat ik dacht dat als je wist dat ik het was, je me nooit meer zou laten praten. Ik wil je niet terugnemen. Ik wilde gewoon… zeggen dat het me spijt. »
Er viel een lange stilte. Haar lichaam trilde van de adrenaline, maar haar hart deed pijn van de last van het verleden.
« Ik vergeef je niet, » zei ze. « Nog niet. Misschien nooit. »
“Dat weet ik,” antwoordde hij.
En toen was hij weg – hij trok zich terug in de duisternis aan de andere kant. Er werd niet meer geklopt.
Ze zat daar in de stilte, trillend.
De muur was nog steeds kapot. Het verleden was erdoorheen gebroken – maar deze keer had ze zich er niet door laten verteren.
Ze had het onder ogen gezien. En ze had het overleefd.