« Ik heb je. Ik heb je, mijn liefste. »
Nathaniel bewoog niet. Hij stond stil en keek toe.
Die nacht werd er geen woord gesproken, maar het huis voelde kouder aan. Uren later legde Maya Lily in haar wiegje. Ze deed haar ogen geen moment dicht.
Tegen zonsopgang vond mevrouw Delaney haar in de hoek van de kinderkamer, klaarwakker en met trillende handen.
‘Ga maar naast haar slapen,’ fluisterde de oudere vrouw, terwijl ze naar het vredig dromende kind keek.
Nathaniel zei niets tijdens het ontbijt. Zijn stropdas zat scheef, zijn koffie was onaangeroerd.
De tweede nacht stopte Maya Lily in en liep weg. Het kind schreeuwde. Mevrouw Delaney stormde naar binnen. Nathaniel probeerde het. Niets kon haar troosten.
Pas toen Maya fluisterend met open armen terugkwam, kwam Lily tot rust.
De derde nacht bleef Nathaniel buiten de deur van de kinderkamer staan. Hij stapte niet naar binnen. Hij luisterde. Geen geschreeuw. Alleen een zacht slaapliedje, half geneuried.
Hij klopte zachtjes.