Toen begonnen de scheuren zichtbaar te worden.
Terwijl ze Daniels dossiers voor de verzekeringsclaim sorteerde, ontdekte Laura in een motel langs de weg in New Jersey een bonnetje, gedateerd na het ongeluk – met zijn handschrift ondertekend. Haar hartslag versnelde. Ze groef dieper: onverklaarbare bankafschrijvingen, vreemde waarnemingen van zijn auto op kilometers afstand van waar hij zogenaamd gevonden was. Stukje bij beetje kwam een wreed besef naar boven: Daniel was niet dood. Hij had het allemaal in scène gezet.
De begrafenisdag brak aan, gehuld in verdriet. Het huis was vol rouwenden, de lucht zwaar van verdriet. Toch was Laura’s kalmte verontrustend stabiel. In het midden van de kamer lag Daniels kist, gedrapeerd met bloemen, zijn gezicht geprezen met eerbiedige blikken. Maar onder Laura’s kalme uiterlijk lag een koud, weloverwogen plan te wachten.
Toen het moment van haar laatste afscheid aanbrak, bracht Laura geen bloemen of tranen mee. In plaats daarvan droeg ze een emmer ijskoud water die ze had verstopt.
Zonder een woord liep ze naar de kist, knielde ernaast en goot met vastberadenheid de ijskoude inhoud over Daniels gezicht.
Het water stroomde langs zijn huid en doorweekte de zorgvuldig gearrangeerde gelaatstrekken. Een rilling ging door de kamer. Toen, met een schok, schoten Daniels ogen open. Er klonken kreten van verbazing. Gasten deinsden terug, vol afgrijzen en ongeloof.
Langzaam ging hij rechtop zitten, niet langer het lijk dat ze dachten dat hij was. Hij leefde en was voor iedereen ontmaskerd, ontdaan van zijn bedrog.