‘Em? Mel?’ vroeg Daniel met een warme, vermoeide stem. Hij wilde haar verrassen met een snelle terugkeer na zes maanden in het buitenland.
Geen antwoord. Alleen het gezoem van de airconditioning. Toen zag hij haar – zijn dochter – roerloos naast de wastafel liggen. Haar arm zat onder het bloed.
‘Emma!’ Zijn stem brak toen hij naar haar toe snelde en haar in zijn armen sloot. Haar huid was koud en haar hart bonkte in haar keel.
Achter hem stond Melissa als versteend bovenaan de trap. De beker gleed uit haar vingers. Hij spatte in stukken op de houten vloer en de koffie spatte in donkere vlekken uiteen.
Daniel staarde haar lange tijd aan, zijn tanden op elkaar geklemd. De soldaat zag alles in hem: de blauwe plekken, de snijwonden, de angst.
‘Wat heb je gedaan?’ schreeuwde hij.
En het huis, dat eerst zo stil was, beefde van zijn woede.
De ambulancebroeders waren er binnen enkele minuten, maar voor Daniel voelde het als uren. Hij zat op de vloer van de woonkamer, Emma’s hoofd op zijn schoot, terwijl twee ambulancebroeders snel te werk gingen: een zuurstofmasker, een infuus, controleren op een pols. Haar ogen knipperden een keer, ze kon niet scherpstellen.
“Starke is uitgedroogd,” mompelde een van hen. “Hij heeft ondergewicht. Hoe oud zeg je?”
‘Acht,’ kraakte Daniel.
De man werd somberder. “We brengen haar naar het County General Hospital. U moet met haar mee.”
Terwijl ze haar op de brancard legden, stond Melissa roerloos bij de trap. Haar gezicht was bleek, maar haar stem klonk vreemd kalm. ‘Ik zei tegen haar dat ze niet moest overdrijven,’ zei ze. ‘Ze is een dramatisch meisje. Altijd op zoek naar aandacht.’