En hoewel haar keuzes harten braken, bouwden ze ook iets wezenlijks op.
Ik ging naar huis en zei niets. Mama vroeg of ik haar gevonden had – ik zei nee.

Wij wisten allebei dat vrede soms in stilte huist.
Die avond zat ik bij de open haard en verbrandde de brief. Niet uit woede, maar uit bevrijding.
Laura had een leven opgebouwd. Luke was verder gegaan.
En wij ook, in zekere zin.
Terwijl de vlammen zich rond de laatste woorden kronkelden – Liefs, altijd, Laura – fluisterde ik: “Tot ziens.”
Maar ik wist dat het niet echt een afscheid was.
Ergens, in een geel huis vol zonnebloemen en stoepkrijt, leefde mijn zus het leven dat zij zelf had gekozen.
En daarin zat iets dat dicht bij vrede leek.