3 middelgrote appels, geschild en in kleine blokjes
50 gram suiker (of bruine suiker voor een karamelachtige smaak)
2 theelepels kaneelpoeder
50 gram rozijnen (optioneel)
1 eetlepel citroensap
25 gram boter, gesmolten
Voor de afwerking:
1 ei, losgeklopt (voor het bestrijken)
Poedersuiker (voor garnering)
Routebeschrijving
1. Maak het deeg:
Meng de melk met de gist en een theelepel suiker in een kom. Laat 5 minuten staan tot het begint te schuimen.
Voeg de bloem, suiker, gesmolten boter, ei en zout toe aan de kom. Kneed met de hand of een keukenmachine tot een soepel deeg.
Dek de kom af met een vochtige doek en laat het deeg 1 uur rijzen op een warme plaats, of tot het in volume is verdubbeld.
2. Bereid de vulling:
Meng de appelblokjes met suiker, kaneel, citroensap en eventueel rozijnen in een kom. Laat dit mengsel even intrekken.
3. Rol het deeg uit:
Rol het gerezen deeg uit op een licht bebloemd werkblad tot een rechthoek van ongeveer 30×40 cm.
Bestrijk het deeg met de gesmolten boter en verdeel de appelvulling gelijkmatig over het oppervlak.
4. Vorm de slakken:
Rol het deeg strak op vanaf de lange zijde, zodat je een lange rol krijgt.
Snijd de rol in plakken van ongeveer 3 cm dik en leg deze met de snijkant naar boven op een bakplaat bekleed met bakpapier.
5. Laat de slakken rijzen:
Dek de appelslakken af met een doek en laat ze nog 30 minuten rijzen.
6. Bak de appelslakken:
Verwarm de oven voor op 180 °C.