Bezorgd opende ik zachtjes haar slaapkamerdeur – en wat ik zag benam me de adem.
Verraad in het donker
. De kamer was benauwd. De gordijnen waren dicht. De muffe geur van zweet, parfum en mufheid hing als een waarschuwing in de lucht.
Rosa lag stil in bed. Haar huid was bleek. Haar lippen waren droog en gebarsten. Haar ogen waren nauwelijks open.
En Hugo? Hij is verdwenen.
Mijn geschreeuw deed Carlos rennen. Samen brachten we haar naar het ziekenhuis.
De artsen bevestigden onze ergste angsten: Rosa was ernstig uitgedroogd, ondervoed en lichamelijk zwak. De dienstdoende arts draaide er niet omheen.
« Deze patiënt heeft al een aantal dagen niet voldoende gegeten of gedronken », zei hij. « Dat is erg gevaarlijk op haar leeftijd. »
En Hugo? Hij verdween – samen met bijna 800.000 pesos van haar spaarrekening en al haar trouwjuwelen, die ze in een privékluis bewaarde.
De zwaarte van verdriet
Twee dagen verstreken voordat Rosa haar ogen opende. Aanvankelijk zei ze niets, ze staarde alleen maar naar het witte plafond van de ziekenhuiskamer.
Carlos zat zwijgend naast haar. Ik hield haar hand vast.
Uiteindelijk stelde ik de vraag die al een tijdje als een steen op mijn borst woog: ‘Waarom heb je hem alles laten meenemen?’
Een traan rolde over haar wang. Haar stem brak.
« Ik wist het, » fluisterde ze. « Ik wist dat hij niet van me hield. Maar ik dacht… als ik genoeg van hem had gehouden… als ik voor hem had gezorgd… dan was hij misschien niet weggegaan. »
Haar woorden braken iets in mij.
Er was geen woede in die ziekenhuiskamer. Alleen pijn. Het soort dat niet schreeuwt, maar gewoon zachtjes pulseert op de achtergrond.
Een herboren vrouw, maar niet dezelfde